
Een mens hoeft geen dieren te doden, omdat God voor zoveel dingen heeft gezorgd. Als iemand zich toch overgeeft aan het eten van vlees, moet worden begrepen dat hij handelt in onwetendheid en zijn toekomst erg duister eruit ziet. Van al het doden van dieren is het doden van koeien het wreedst, omdat de koe zo goed is ons melk te geven. Het slachten van koeien is een daad van de allerdiepste onwetendheid. In de Vedische literatuur wordt met de woorden ‘gobhiḥ śrīṇīta matsaram’ (Ṛg-veda 9.46.4) aangegeven dat iemand die ernaar verlangt een koe te doden nadat hij zich te goed heeft gedaan aan haar melk, in de allerdiepste onwetendheid verkeert. In de Vedische literatuur is er ook een gebed dat zegt:
namo brahmaṇya-devāya
go-brāhmaṇa-hitāya ca
jagad-dhitāya kṛṣṇāya
govindāya namo namaḥ
‘Mijn Heer, U hebt het beste voor met de koeien en de brāhmaṇa’s alsook met de gehele menselijke samenleving en de wereld.’ (Viṣṇu Purāṇa 1.19.65) Dit gebed geeft speciaal aandacht aan het beschermen van de koeien en de brāhmaṇa’s. De brāhmaṇa’s zijn het symbool van spiritueel onderwijs en koeien zijn het symbool van het waardevolste voedsel; deze twee levende wezens, de brāhmaṇa’s en de koeien, moeten dus alle bescherming krijgen — dat is werkelijke vooruitgang van de samenleving.
In de moderne menselijke samenleving wordt spirituele kennis verwaarloosd en wordt het doden van koeien aangemoedigd. Hieruit kan worden opgemaakt dat de menselijke samenleving de verkeerde kant opgaat en dat ze zichzelf naar de ondergang voert. Een beschaving die haar burgers op zo’n manier leiding geeft dat ze in hun volgende levens dieren worden, is beslist geen menselijke beschaving. De huidige menselijke samenleving wordt dus in hoge mate misleid door de hoedanigheden hartstocht en onwetendheid. Het is een zeer gevaarlijk tijdperk en alle naties moeten ervoor zorgen dat ze voorzien in de gemakkelijkste methode — Kṛṣṇa-bewustzijn — om de mensheid van het grootste gevaar te redden. (Bhagavad Gita 4.16 commentaar)
In de materiële wereld geeft de menselijke samenleving alle bescherming aan de mens, maar er is geen wet om de nakomelingen van Surabhi te beschermen, die alle bescherming aan de mens kunnen geven door te voorzien in het wondervoedsel, melk. Maar Mahārāja Parīkṣit en de Pāṇḍava’s waren zich volledig bewust van het belang van de koe en de stier, en ze waren bereid de koeienmoordenaar te straffen met alle kastijding, inclusief de dood. Er is soms beroering geweest ter bescherming van de koe, maar bij gebrek aan vrome uitvoerende functionarissen en passende wetten krijgen de koe en de stier geen bescherming. De menselijke samenleving dient het belang van de koe en de stier te erkennen en aldus alle bescherming te geven aan deze belangrijke dieren, in de voetsporen van Mahārāja Parīkṣit. Om de koeien en de brahmaanse cultuur te beschermen, zal de Heer, die erg aardig is voor de koe en de brāhmaṇa’s (go-brāhmaṇa-hitāya), tevreden met ons zijn en ons echte vrede schenken. (Srimad Bhagavatam 1.17.9 commentaar)
Go-Seva project Pushpanagar, Maharashtra, India

























