Yudhisthira Maharaja zei: “O Heer der heren, Sri Krishna, alle eer aan U. O meester van het universum, alleen U bent de oorsprong van de 4 soorten van levende wezens.”
Deze 4- soorten zijn:
1 – degenen die uit eieren zijn geboren2 – degenen die uit transpiraties zijn geboren
3 – degenen die uit zaden zijn geboren
4 – degenen die uit embryo’s zijn geboren
Alleen U bent de hoofdoorzaak van alles. Daarom bent U, O Heer, de schepper, instandhouder en vernietiger. Mijn Heer, U heeft mij zo fijn de heerlijkheden van de gunstige dag, bekend als Sat-tila Ekadasi verteld, die tijdens de donkere helft van de maand Magha (januari-februari) komt. Vertel nu alstublieft over de Ekadasi die tijdens de lichte helft van de maand komt. Hoe heet het en wat is het proces om het te volgen. Welke godheid word aanbeden op deze verheven dag, die U zeer dierbaar is. Heer Sri Krishna zei: “O Yudhisthira, Ik zal jou met vreugde vertellen over de Ekadasi die tijdens de lichte helft van de maand Magha komt. Deze Ekadasi vernietigt alle soorten van zondige reacties en demonische invloeden die de spirituele ziel aanraakt. Het is bekend als Jaya Ekadasi en de gelukkige ziel die vast op deze heilige dag raakt bevrijd van de last van spookachtig bestaan. Er is dus geen betere Ekadasi dan deze, aangezien het zeker vrijheid van geboorte en dood schenkt. Het dient heel zorgvuldig en ijverig gevolgd te worden. Daarom verzoek Ik jou om heel aandachtig naar mij te luisteren, O Pandava, aangezien Ik een glorieus verhaal over deze Ekadasi zal vertellen, een verhaal die Ik reeds in de Padma Purana heb verteld.”
Heel erg lang geleden, regeerde heer Indra heel fijn zijn hemels koninkrijk op de hemelse planeten en alle halfgoden die daar woonden waren gelukkig en tevreden. In het Nandana Woud, dat heel mooi versierd was met parijata bloemen, dronk Indra nectar wanneer hij maar wilde en genoot van de diensten van 50 miljoen hemelse meisjes, de Apsaras, die in extase dansten voor zijn plezier. Veel zangers, geleid door Puspadanta, konden heel erg fijn zingen. Citrasena, Indra’s hoofdmusicus, was daar in gezelschap van zijn vrouw Malini en zijn mooie zoon Malyavan. Een Apsara genaamd Puspavati raakte heel erg aangetrokken tot Malyavan. Inderdaad, Cupido’s scherpe pijlen doordrongen het diepste van haar hart. Haar mooie lichaam en gelaatskleur, alsmede de betoverende bewegingen van haar wenkbrauwen, betoverde Malyavan. O koning, luister hoe Ik de schitterende schoonheid van Puspavati beschrijf. Zij had onvergelijkbare sierlijke armen waarmee als een fijne zijden strik een man kon worden omhelst. Haar gezicht leek op de maan. Haar lotusogen bereikte bijna haar mooie oren, die versierd waren met mooie oorringen. Haar dunne versierde hals leek op een schelphoorn. Haar middel was erg slank en had de grootte van een vuist. Haar heupen waren breed en haar dijen als de stammen van bananenbomen. Haar natuurlijke mooie gelaatstrekken waren aangevuld door schitterende sieraden en kledingstukken. Haar borsten stonden heel hoog overeind en naar haar voeten kijken was als het zien van nieuw geboren rode lotusbloemen. Toen Malyavan Puspavati in al haar hemelse schoonheid zag, werd hij terstond verliefd. Ze waren met andere optreders gekomen om heer Indra te plezieren met fijne zang en dans. Maar doorboord door de pijlen van Cupido, lust in persoon, waren ze zo verliefd op elkaar geworden dat zij volstrekt niet in staat waren goed te zingen of te dansen voor de heer en meester van het hemels rijk.
Kamadeva, de persoonlijkheid lust, heeft volgens het Amara-kosa woordenboek 5 namen: kandarpa darpako ‘nanga kamah panca-saraih smarah.
1. Kandarpa, Cupido: in de B.G. 10.28 zegt Heer Krishna: prajanas casmi kandarpah = van de verwekkers ben Ik Kandarpa. Het woord Kandarpa betekent ook ‘heel mooi”. Kandarpa verscheen als Krishna’s zoon Pradyumna in Dvaraka.
2. Darpaka, hij die toekomstige gebeurtenissen verhindert: deze naam duidt er op dat Cupido kan waarnemen wat er in de toekomst zal gebeuren en voorkomen om het te laten gebeuren. Hij tracht vooral zuivere spirituele activiteiten te verhinderen door iemands geest te verleiden en hem te dwingen om te genieten van materiële zinsbevrediging.
3. Ananga, hij die geen fysiek lichaam heeft: eens, toen Cupido de meditatie van Heer Siva verstoorde, verbrandde die machtige halfgod hem tot as. Toch gaf Siva aan Cupido de zegen dat hij in de wereld zelfs zonder een fysiek lichaam zijn werk kon doen.
4. Kama, de persoonlijkheid lust: in de B.G. 7.11 zegt Krishna: dharmaviruddho bhutesu kamo ‘smi, Ik ben het geslachtsverkeer, dat niet tegen de beginselen der godsdienst indruist.
5. Panca-saraih, hij die 5 pijlen vasthoudt: de 5 pijlen waarmee Cupido de geest van de levende wezens doordringt zijn: smaak, gevoel, geluid, geur en zicht.
Deze zijn de 5 namen van Cupido, die alle levende wezens betovert en hen laat doen wat hij maar wilt. Zonder de zegen van de guru en Krishna te ontvangen kan men zijn kracht niet weerstaan.
Hun uitspraken waren vals en hun ritme verkeerd. Heer Indra begreep terstond de reden van hun fouten. Beledigd door de disharmonie in de muzikale voorstelling, werd hij erg kwaad en schreeuwde: “Jullie nutteloze ezels! Jullie doen net alsof jullie voor mij zingen, terwijl jullie bedwelmd zijn van de verliefdheid op elkaar. Jullie zijn mij aan het bespotten. Ik vervloek jullie beiden dat jullie voortaan als pisaca’s (spoken) zullen leven. Ga naar de aardse regionen als man en vrouw en oogst de reacties van jullie overtredingen.” Met stomheid verslagen door deze strenge woorden, werden Malyavan en Puspavati terstond stil en vielen van het mooie Nandana woud in het hemels koninkrijk naar een Himalaya-top hier op de planeet aarde.
Onvoorstelbaar bedroefd en hun hemelse intelligentie helemaal verminderd door het effect van Indra’s wrede vloek, verloren ze hun gevoel van smaak en geur en zelfs hun gevoel. Het was zo koud en ellendig hoog op de Himalaya, overtollig aan sneeuw en ijs, dat ze van niets konden genieten. In die ellendige toestand zwierven Malyavan en Puspavati doelloos rond en leden steeds meer. Alhoewel ze in een grot vertoefden, klappertandden ze onophoudelijk door de sneeuwval en kou en hun haren stonden overeind door angst en verbijstering. In deze volslagen wanhopige situatie zei Malyavan tot Puspavati: welke afschuwelijke zonden hebben we begaan waardoor we moeten lijden in deze pisaca (spoken) lichamen, in deze verschrikkelijke omgeving. Dit is absoluut hels. Alhoewel hel heel erg wreed is, is het lijden dat we hier ondergaan nog afschuwelijker. Daarom is het helemaal duidelijk dat we nooit een zonde moeten begaan. En zo sukkelden de verloren geliefden voort in sneeuw en ijs.
Ze hadden echter het geluk, dat het op die speciale dag Jaya Ekadasi was, de Ekadasi van de lichte helft van de maand Magha. Doordat ze in hun ellende vergaten water te drinken, iets te doen of zelfs wat fruit of bladeren te eten, volgden ze zonder het te weten Ekadasi door volledig te vasten van alle voedsel en drank. In ellende gezonken, stortten Malyavan en Puspavati ineen onder een pipal (banyan) boom en probeerden zelfs niet om op te staan. Tegen die tijd was de zon onder gegaan. De nacht was zelfs kouder en nog ellendiger dan de dag. Ze rilden in de koude sneeuwval en klappertandden gezamenlijk. Toen ze verkleumd waren, omarmden ze elkaar om warm te blijven. In elkaars armen gesloten konden ze van slaap noch seks genieten. Zo leden ze de hele nacht onder de krachtige vloek van Indra.

Toch, O Yudhisthira, door de genade van het vasten dat ze toevallig hadden volbracht op Jaya Ekadasi en doordat ze de hele nacht wakker waren gebleven, waren ze gezegend. Luister wat de volgende dag gebeurde. Toen Dvadasi kwam, waren de demonische gedaanten van Malyavan en Puspavati veranderd in weer eens zo mooie hemelse wezens, die schitterende sieraden en voortreffelijke kledingstukken droegen. Toen ze elkaar in verbazing aanzagen, kwam een hemelse vliegtuig “(vimana) op die plaats. Een koor van hemelse bewoners zongen hun lof, terwijl het paar in het mooie vliegtuig stapte. Ze gingen rechtstreeks naar de hemelse regionen, bemoedigd door goede wensen van iedereen. Spoedig arriveerden Malyavan en Puspavati te Amaravati, heer Indra’s hoofdstad en ze gingen gelijk naar hun heer en brachten hem hun vrolijke eerbetuigingen. Heer Indra was verbaasd om te zien dat zij zo snel, nadat hij hun had vervloekt om te lijden als demonen, ver, ver onder zijn hemels koninkrijk, in hun oorspronkelijke status en gedaanten waren hersteld. Indra vroeg aan hun: “Welke bijzondere gunstige daden hebben jullie verricht waardoor jullie de pisaca lichamen zo snel, nadat ik jullie had vervloekt, konden opgeven? Wie heeft jullie bevrijd van mijn onweerstaanbare vloek. Malyavan zei: O heer, het was door de genade van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Heer Vasudeva, en ook door de krachtige invloed van Jaya Ekadasi, dat we werden bevrijd van onze lijdende situatie als pisacas. Dit is de waarheid, O meester. Omdat wij toegewijde dienst deden voor Heer Visnu door Jaya Ekadasi te volgen, de meest dierbare dag voor Hem, zijn we heel blij weer hersteld te zijn in onze oorspronkelijke positie. Indra zei: “Omdat jullie de Allerhoogste Heer, Kesava, hebben gediend door Ekadasi te houden, zijn jullie zelfs voor mij aanbiddenswaardig geworden en ik kan zien dat jullie nu geheel gezuiverd zijn van zonden. Een ieder die toegewijde dienst doet voor Heer Sri Hari of Heer Siva word zelfs voor mij prijzenswaardig en aanbiddenswaardig. Dit lijdt geen twijfel.” Heer Indra gaf toen aan Malyavan en Puspavati de vrije teugels om te genieten van elkaar en te wandelen over zijn hemelse planeet.

Daarom, O Yudhisthira dient iemand strikt te vasten op de dag van Heer Hari. Vooral op Jaya Ekadasi, die iemand zelfs bevrijdt van de zonde van het doden van een tweemaal geboren brahmana. Een grote ziel die dit vasten met vast geloof en toewijding volgt, heeft als resultaat alle soorten van giften geschonken, alle soorten van vuuroffers gedaan en in alle pelgrimsoorden gebaad. Door te vasten op Jaya Ekadasi wordt men gekwalificeerd om te verblijven op Vaikuntha en oneindige gelukzaligheid te genieten voor biljoenen yugas, zelfs eeuwig. O grote koning, iemand die alleen maar hoort of leest over deze heerlijkheden van Jaya Ekadasi, verkrijgt de gezegende verdiensten die men verkrijgt door een Agnistoma vuuroffer te houden, waarbij men hymnen uit de Sama-veda reciteert. Zo eindigt het verhaal van de heerlijkheden van Magha-sukla Ekadasi of Jaya Ekadasi uit de Bhavisya-uttara Purana.