LYRICS:
(1)
gaurā pahu nā bhajiyā goinu
prema-ratana-dhana helāya hārāinu
(2)
adhane yatana kari dhana teyāginu
āpana karama-doṣe āpani ḍubinu
(3)
sat-sańga chāḍi’ kainu asate vilāsa
te-kāraṇe lāgilo ye karma-bandha-phāńsa
(4)
viṣaya-viṣama-viṣa satata khāinu
gaura-kīrtana-rase magana nā hainu
(5)
keno vā āchaye prāṇa ki sukha pāiyā
narottam dās keno nā gelo mariyā
VERTALING
1) Ik aanbad Heer Gauranga Prabhu niet en daarom ben ik volop aan het lijden. Ik weigerde de schat van pure liefde voor Krsna te accepteren en zo raakte ik verdwaald.
2) Ik verwierp de schat van liefde voor Krsna en worstelde opzettelijk om arm te worden. Ik onderwierp mezelf aan vele zondige daden.
3) Ik verwierp de associatie van de heilige toegewijden en probeerde in plaats daarvan te genieten onder de goddeloze niet-toegewijden. Op deze manier hing ik mezelf aan de strop van karma.
4) Ik dronk voortdurend het virulente gif van zinsbevrediging. Ik weigerde te zwemmen in de nectar van Heer Caitanya’s sankirtana-beweging.
5) Waarom blijf ik in leven? Welk geluk heb ik? Waarom stierf Narottama dasa niet lang geleden?
Hieronder een audio bestand van dit lied:
Betekenisverklaring auteur: A.C. Bhaktivedanta Swami
10 januari 1969 Los Angeles, CA, VS
Gaura pahū nā bhajiyā goinu, prema-rathana-dhana helāya hārāiṅu. Dit is een ander lied van Narottama dāsa Ṭhākura. Hij zegt: “Ik heb mijn spirituele dood uitgenodigd door Heer Caitanya niet te aanbidden.” Gaura pahū nā bhajiyā goinu. Gaura pah betekent ‘Heer Caitanya’ en nā bhajiyā, ‘zonder te aanbidden’. Goinu, “Ik heb de spirituele dood uitgenodigd.” En adhame yatane kari dhanu tainu. ‘Waarom heb ik de geestelijke dood uitgenodigd? Omdat ik bezig ben met iets dat nutteloos is en ik het echte doel van mijn leven heb verworpen.’Adhama betekent waardeloze dingen. En dhana betekent kostbaarheden. Dus eigenlijk, ieder van ons, onze spirituele emancipatie verwaarlozend, zijn we bezig met materiële zinsbevrediging, en daarom verliezen we de kans van deze menselijke vorm van lichaam om onszelf op het spirituele platform te verheffen. Dit menselijk lichaam wordt speciaal aan de geconditioneerde ziel gegeven om een kans te wagen op spirituele emancipatie. Dus iedereen die niet om spirituele emancipatie geeft, nodigt de spirituele dood uit. Spirituele dood betekent zichzelf vergeten, dat hij een ziel is. Dat is de spirituele dood. Dus in het dierenleven is het volledig vergeetachtigheid. Ze kunnen er in geen geval aan herinnerd worden dat ze niet dit lichaam zijn, ze zijn anders dan dit lichaam. Alleen in deze menselijke vorm van lichaam, menselijke vorm van leven, kan men begrijpen dat hij niet dit lichaam is, hij is een spirituele ziel. Dus door Hare Kṛṣṇa te chanten, kan men dit feit gemakkelijk begrijpen, en door Heer Caitanya te aanbidden, volgens Zijn principes en manieren, kan men Hare Kṛṣṇa chanten en heel gemakkelijk op het platform van spiritueel begrip komen. Maar Narottama dāsa Ṭhākura zegt namens ons dat we dit verwaarlozen. Daarom nodigen we de spirituele dood uit.
Dan zegt hij dat prema-rathana-dhana helāya hārāiṅu. Spiritueel leven betekent echte liefde ontwikkelen. De… Iedereen zegt liefde. Er zijn zoveel uithangborden, zoveel papieren, “liefde, liefde.” Maar er is geen liefde. Dit is een illusie. Het is allemaal lust. Liefde voor bedwelming, liefde voor seks, liefde hiervoor… Dit is aan de hand. Echte liefde betekent dus… Liefde, dit woord, kan alleen van toepassing zijn op Kṛṣṇa, op God. Want daar zijn we voor gemaakt. Liefhebben betekent van Kṛṣṇa houden. Dat is dus gewenst. Dat is spirtituele liefde. Dus prema-rathana. Ik zou die transcendentale positie van liefde kunnen bereiken, maar ik negeer het. Daarom noem ik het mijn spirituele dood. En deze dingen gebeuren als gevolg van mijn vroegere wandaden. Door mijn vroegere daden, wandaden, heb ik een soort lichaam gekregen. Iedereen die dit materiële lichaam heeft, is te wijten aan misdaden uit het verleden. De… soms noemen we vrome daden. Eigenlijk, zolang men dit stoffelijke lichaam krijgt, zijn er geen vrome daden. Vrome daden betekenen geen stoffelijk lichaam meer. Dat zijn vrome daden. Anders moet het als een feit worden beschouwd dat zelfs Brahmā, die het belangrijkste levende wezen in dit universum is en een massa van jaren als duur van het leven heeft, alle macht, toch, dat ook als wandaden wordt beschouwd. Omdat hij het stoffelijke lichaam heeft. Dus we gaan diep naar beneden en naar beneden, de een na de ander, lichaam, door onze wandaden. In de Bhāgavata staat ook dat ze niet weten dat ze door dit proces van zinsbevrediging een ander lichaam zullen krijgen. En het lichaam is de oorzaak van materiële leed. Omdat ik dit lichaam heb, daarom voel ik hoofdpijn, ik voel buikpijn. Ik voel dit en dat. Maar zodra we uit dit materiële lichaam zijn, is er geen materiële pijn meer. Het is gewoon een vreugdevol leven. Brahma-bhūtaḥ prasannātmā [Bg. 18.54]. Prasannātmā betekent vreugdevol. Zodra men geestelijk leven krijgt. Dus door mijn daden in het verleden, mis ik deze kans. Apana kara mada seva…
En waarom gebeurt het? Sat-saṅga chāḍi khainu asatyera vilāsa. “Ik heb de associatie van toegewijden opgegeven, maar ik ga om met gewone nonsensmensen.” Asatyera. Asat en zat. Sat betekent spiritueel. En asat betekent materie. Dus associatie van materiële gehechtheid betekent betrokkenheid bij dit materiële voorwaardelijke leven. Men moet dus omgang hebben met toegewijden. Satāṁ prasaṅgād mama vīrya-saṁvido. Men kan God alleen begrijpen in het gezelschap van toegewijden. Daarom pleiten we voor deze Kṛṣṇa-bewustzijnsbeweging, gemeenschap. Eigenlijk zie je dat iemand die naar deze gemeenschap komt, voor een paar dagen, een paar weken te associëren, hij bewust wordt en naar voren komt voor initiatie en verdere vooruitgang. Deze associatie is dus erg belangrijk. En degenen die verschillende centra en tempels leiden, zouden zeer verantwoordelijke mensen moeten zijn. Omdat alles zal afhangen van hun oprechte activiteiten en karakter. Als ze onoprecht zijn, zal dat niet effectief zijn. Men kan komen en met ons omgaan, maar als we onoprecht zijn, zal het niet effectief zijn. Maar als de toegewijden oprecht zijn, zal iedereen die in contact komt met een toegewijde, veranderen. Dat is het geheim. Sat-saṅga chāḍi asatyera vilāsa. En zodra we de omgang met deze toegewijden opgeven, zal māyā onmiddellijk in haar greep nemen. Direct. Māyā is gewoon zij aan zij. Zodra we dit omgang opgeven, zegt māyā: “Ja, kom in mijn gezelschap.” Zonder gezelschap kan niemand neutraal blijven. Dat is niet mogelijk. Hij moet omgaan met māyā of Kṛṣṇa. Dus iedereen moet heel serieus zijn om omgang te houden met toegewijden, met Kṛṣṇa.
Kṛṣṇa betekent… Als we over Kṛṣṇa spreken, betekent ‘Kṛṣṇa’, Kṛṣṇa met Zijn toegewijden. Kṛṣṇa is nooit alleen. Kṛṣṇa is bij Rādhārāṇī. Rādhārāṇī is bij de gopī’s. En Kṛṣṇa is bij de koeherdersjongens. Wij zijn geen impersonalisten. We zien Kṛṣṇa niet alleen. Op dezelfde manier betekent Kṛṣṇa met de toegewijden van Kṛṣṇa. Kṛṣṇa-bewustzijn betekent dus omgang houden met de toegewijden van Kṛṣṇa. Viṣaya viṣama viṣa satata khāinu. En hij zegt: “Ik heb altijd het gevaarlijkste gif van zinsbevrediging gedronken.” Viṣaya viṣama viṣa. Viṣaya betekent zinsbevrediging. Eten, slapen, paren en verdedigen. Deze worden… Deze vier principes worden viṣaya genoemd. En viṣama betekent gevaarlijk. En viṣa betekent vergif. Als men gewoon bezig is met deze vier levensprincipes, net als dieren, dan moet worden aangenomen dat hij gewoon vergif drinkt. Dat is alles. Viṣaya viṣama satata khāinu. “Ik weet dat dit vergif is, maar ik ben zo dronken dat ik dit vergif elk moment drink.” Gaura-kīrtana-rase magana nā painu. “En ik kon niet opgaan in de saṅkīrtana-beweging die door Heer Caitanya is gestart.” Oh, dat is eigenlijk het feit. Degenen die te veel gehecht zijn aan de materialistische manier van leven, of altijd het gif van zinsbevrediging drinken, worden niet aangetrokken door de saṅkīrtana-beweging.
Dus uiteindelijk klaagt Narottama dāsa Ṭhākura. Hij klaagt niet. Hij vertegenwoordigt onszelf. Als men op dat punt van klagen komt, is dat ook heel fijn. Hij wordt onmiddellijk gezuiverd. Klaagzang betekent zuivering. Dus zegt hij, keno vā āchaya prāṇa kichu bali… “Waarom leef ik? Ik ga niet om met toegewijden. Ik neem niet deel aan de saṅkīrtana-beweging. Ik begrijp niet wat Kṛṣṇa is. Ik begrijp het niet wat Heer Caitanya is. Waar leef ik dan voor?” Dit is klaagzang. “Wat is mijn geluk? Wat is de standaard van mijn geluk? Waarom leef ik?” Narottama dāsa kena nā gela. ‘Waarom ben ik niet lang, lang geleden gestorven? Ik had moeten sterven. Wat is de zin van mijn leven?’ Het is dus niet de klaagzang van Narottama dāsa Ṭhākura. Ieder van ons zou zo moeten denken: “Als we geen omgang kunnen hebben met toegewijden, als we niet begrijpen wat Kṛṣṇa-bewustzijnsbeweging is, als we niet in contact komen met Heer Caitanya en metgezellen, het beter voor mij was om te sterven (NB: Srila Prabhupada spoort ons niet aan om zelfmoord te plegen, maar hij wijst ons erop dat het leven eigen nutteloos is, geen waarde heeft voor spirituele vooruitgang). En er is geen andere remedie.” Dit is de inhoud van dit lied.