Naam betekent geautoriseerd. Niet fictief. Als je een fictieve naam reciteerd, zal dat niet effectief zijn. Maar als je de echte naam van God chant, dan zul je gezuiverd worden. Dus als je de naam van God hebt, reciteer, is er geen sprake van het reciteren van Hare Kṛṣṇa. Je chant. Als je de naam hebt, de echte naam van God, chant je die. Dat is wat Caitanya Mahāprabhu zegt, nāmnām akāri bahudhā nija-sarva-śaktis tatrārpitā niyamitaḥ smaraṇe na kālaḥ. God is onbeperkt, daarom moet Hij ook onbeperkte namen hebben. Maar de naam moet Gods naam zijn; dan chant je die, dan ben je gezuiverd.
Srila A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupada
Avond Darsan, Teheran, 9 augustus 1976