Onversaagd
Bhaktivedanta Swami gaf echter niet op. Keer op keer deed hij zijn verzoek, ofwel per brief aan Sumati Morarji zelf, ofwel aan haar functionarissen. Tijdens een persoonlijk interview, waarbij ze zijn ongewone vastberadenheid en vertrouwen met eigen ogen kon aanschouwen, gaf ze uiteindelijk haar toestemming. Na nog eens wekenlange bureaucratische vertraging in verband met zijn visum te hebben moeten tolereren, kwam ook dat in orde. Tenslotte instrueerde Sumati Morarji haar secretaris Mr. Choksi om met de swami warme kleren te gaan kopen, want het zou koud worden in Amerika. Op Bhaktivedanta Swami’s verzoek liet Choksi vijfhonderd exemplaren drukken van een pamfletje met daarop de Sri Sikshastakam, de acht beroemde verzen die Heer Caitanya had achtergelaten. Bhaktivedanta Swami pakte ze allemaal in. Daarnaast had hij nu ook foldertjes met een advertentie voor het Srimad-Bhagavatam. Eindelijk, op 13 augustus 1965, liep A.C. Bhaktivedanta Swami de loopplank op van het stoomschip de Jaladuta. Zijn hele bezit bestond uit een kist met zijn boeken – 200 S.B. sets van drie delen – , een typemachine, een paraplu, wat kleren, wat granen en 40 roepies. Als alles volgens plan verliep, zou de Jaladuta vijf weken later aanmeren in de haven van New York.

Op reis naar een nieuwe wereld
Toen de dag aanbrak waarop hij zou vertrekken, had hij zijn vastberadenheid hard nodig. Hij was al een oude man en brak nu definitief met zijn voorgaande leven. Hij ging naar een onbekend land waar men waarschijnlijk niet met open armen op hem stond te wachten. Arm en onbekend zijn in India was één ding. Zelfs in deze kali-yuga dagen waarin de leiders van India de Indiase cultuur verwierpen en het Westen imiteerden, was het nog steeds India; de restanten van de vedische beschaving waren nog niet helemaal verdwenen. Hij was in staat geweest miljonairs, gouverneurs en zelfs de eerste minister te ontmoeten – gewoon door naar ze toe te gaan en te wachten. Een sannyasi werd gerespecteerd; en men had eerbied voor het Srimad-Bhagavatam. Maar in Amerika zou het anders zijn. Hij zou daar niemand zijn; gewoon een vreemdeling. Er was daar geen traditie van sadhu’s-, er waren geen tempels en ook geen gratis ashrama’s.
Als hij echter aan de boeken dacht die hij meebracht – transcendentale kennis in het Engels – kreeg hij weer goede moed. Wanneer hij in Amerika iemand zou ontmoeten, zou hij hem een strooibiljet geven waarop stond: “Srimad-Bhagavatam, India’s boodschap van vrede en goede wil.”
Zijn eigenbelang ontstegen
Het was 13 augustus, net een paar dagen voor Janmastami, de dag waarop de verschijning van Heer Krishna werd gevierd. De laatste paar jaar was hij met Janmastami steeds in Vrindavan geweest. Veel inwoners van Vrindavan zouden er nooit meer weggaan; ze waren oud en leefden er vredig. Bhaktivedanta Swami maakte zich zorgen dat hij misschien buiten Vrindavan zou sterven. Dat was de reden waarom alle Vaishnava-sadhu’s en -weduwen de gelofte hadden afgelegd dat ze er niet meer weg zouden gaan, zelfs niet om naar Mathura te gaan. Voor een toegewijde van Sri Krishna was in Vrindavan sterven de vervolmaking van het leven. In de Hindoeïstische traditie was het ook zo, dat een sannyasi de oceaan niet over mocht steken om naar het land van de mleccha’s te gaan. Maar het verlangen van Bhaktisiddhanta Sarasvati ging deze zaken te boven, en zijn verlangen verschilde niet van het verlangen van Heer Krishna. Heer Caitanya Mahaprabhu had trouwens voorspeld, dat het chanten van Hare Krishna in elke stad en in elk dorp van de wereld bekend zou worden. Zoals Srila Prabhupada later vaak zou vertellen: “Met veel pijn en moeite kwam ik het land uit. Op de één of andere manier ben ik er dankzij de genade van Krishna uitgekomen, zodat ik de gemeenschap voor Krishna- bewustzijn over de hele wereld kon verspreiden. Anders, als ik in India was gebleven, was dit niet mogelijk geweest. Ik wilde in India een gemeenschap beginnen, maar ik werd totaal niet aangemoedigd.”
De overtocht
Om 9 uur ‘s ochtends stak het schip van wal. De zee was kalm en Bhaktivedanta Swami vond de cabine die Sumati Morarji hem toegewezen had, aangenaam. Maar nog geen dag later schreef hij in zijn dagboek: “Zeeziekte, duizeligheid, overgeven – de Baai van Bengalen. Zware regen. Nog zieker.” Ook in de dagen die volgden had Bhaktivedanta Swami veel te lijden van zeeziekte. Toch nam hij de gelegenheid te baat om op Krishna’s verschijningsdag, een week na hun vertrek, een feestmaaltijd te koken voor de bemanning en hun te vertellen over zijn missie en het belang van Krishna-bewustzijn. De kapitein kocht zelfs een set van zijn Srimad- Bhagavatam boeken.
Bhaktivedanta Swami’s zeventigste verjaardag, de dag na Krishna’s verschijningsdag, ging echter onopgemerkt voorbij. Op 23 augustus noteerde hij: “Regen, zeeziekte, duizeligheid, hoofdpijn, geen eetlust, overgeven…”.’In de dagen daarna had Bhaktivedanta Swami twee maal een hartaanval. Hij verdroeg de moeilijkheden door op zijn missie te mediteren, maar hij dacht dat hij een derde aanval zeker niet zou overleven.

Krishna beschermt de boot
De nacht na de tweede aanval kreeg hij een droom. Heer Krishna verscheen in Zijn vele gedaanten en roeide een boot. Hij sprak tot Zijn toegewijde dat hij niet bang hoefde te zijn en met Hem mee moest gaan. Toen wist Bhaktivedanta Swami zeker dat Krishna hem zou beschermen. Na deze droom deden zich geen hartaanvallen meer voor en de verdere reis verliep zonder moeilijkheden. In zijn dagboek vermeldde Bhaktivedanta Swami dat hij beetje bij beetje weer op krachten kwam:
“Vrijdag 10 september
Vandaag vaart het schip heel kalm. Ik voel me nu beter. Maar ik mis Sri Vrindavan en mijn Sri Govinda, Gopinatha en Radha Damodar. De enige troost is de Sri Caitanya-caritamrita waarin ik de nectar proef van Heer Caitanya’s lila (spel en vermaak). Ik ben alleen uit Bharatabhumi (India) weggegaan om de opdracht van Sri Bhaktissiddhanta Sarasvati uit te voeren, overeenkomstig het verlangen van Heer Caitanya. Hoewel ik de kwaliteiten niet bezit, heb ik dit risico genomen om de opdracht van Zijne Goddelijke Genade uit te voeren. Zo ver van Vrindavan ben ik volledig van hun genade afhankelijk.”
De oceaanreis van 1965 verliep kalm voor de Jaladuta. Volgens Kapitein Pandia was het de rustigste overtocht die hij in zijn hele loopbaan had meegemaakt. Bhaktivedanta Swami schreef in zijn dagboek:
“Als de Atlantische Oceaan haar ware gezicht had getoond, had ik het misschien niet gehaald. Maar Heer Krishna heeft het schip onder Zijn hoede genomen.”

Een onbeduidende bedelaar
Na een voorspoedige reis van vijfendertig dagen kwam de Jaladuta op 17 september 1965 om half zes ‘s ochtends aan bij Boston’s Commonwealth-pier. Twee dagen later zou het schip doorvaren naar New York. Bhaktivedanta Swami ging aan wal om zich te melden bij de douane en de Amerikaanse immigratiedienst. Een ambtenaar zette een stempel op zijn visum met de verwachte datum van vertrek, twee maanden later. Nu had hij voet aan wal gezet in Amerika, dat voor velen gold als het beloofde land, het imperium van het materialisme. Maar Bhaktivedanta Swami was niet gekomen voor zinsbevrediging. Hij wist dat dit niemand werkelijk gelukkig kon maken. Door de ogen van de diepe, spirituele kennis die hij bezat liet hij de eerste beelden van Amerika op zich inwerken. Aan boord van het schip, dat aangemeerd lag aan de Commonwealth-pier, schreef hij een Bengaals gedicht getiteld Markine Hhagavata Dharma, ofwel “Het onderrichten van Krishna-bewustzijn in Amerika.” Dit gedicht geeft ons een fascinerend inzicht in de openheid van Bhaktivedanta Swami’s relatie met Krishna. Tevens omschrijft het zijn missie volledig. Vandaar dat dit unieke gedicht het eerste hoofdstuk zal afsluiten.
Naam van het nummer: Boro Krpa Koile Krsna
Officiële naam: Markine Bhagavata-Dharma
Auteur: AC Bhaktivedanta Swami Prabhupada
Boeknaam : Jaladuta Diary 1965
Taal: Bengaals
LYRICS:
(1)
boro-kṛpā kaile kṛṣṇa adhamer prati
ki lāgiyānile hethā koro ebe gati
(2)
āche kichu kārja taba ei anumāne
nahe keno āniben ei ugra-sthāne
(3)
rajas tamo guṇe erā sabāi ācchanna
bāsudeb-kathā ruci nahe se prasanna
(4)
tabe jadi taba kṛpā hoy ahaitukī
sakal-i sambhava hoy tumi se kautukī
(5)
ki bhāve bujhāle tārā bujhe sei rasa
eta kṛpā koro prabhu kori nija-baśa
(6)
tomāra icchāya saba hoy māyā-baśa
tomāra icchāya nāśa māyār paraśa
(7)
taba icchā hoy jadi tādera uddhār
bujhibe niścai tabe kathā se tomār
(8)
bhāgavater kathā se taba
avatār dhīra haiyā śune jadi kāne bār bār
śṛṇvatāḿ sva-kathāḥ kṛṣṇaḥ
punya-śravaṇa-kīrtanaḥ
hṛdy antaḥ-stho hy abhadrāṇi
vidhunoti suhṛt satām
naṣṭa-prāyeṣv abhadreṣu
nityaḿ bhāgavata-sevayā
bhagavaty uttama-śloke
bhaktir bhavati naiṣṭhikī
tadā rajas-tamo -bhāvāḥ kāma
-lobhādayaś ca ye
ceta etair anāviddhaḿ
sthitaḿ sattve prasīdati
evaḿ prasanna-manaso
bhagavad-bhakti-yogataḥ
bhagavat-tattva-vijñānaḿ
mukta-sańgasya jāyate
bhidyate hṛdaya-granthiś
chidyante sarva-saḿśayāḥ
kṣīyante cāsya karmāṇi
dṛṣṭa evātmanīśvare
(9)
rajas tamo haat tabe pāibe nistār
hṛdayer abhadra sate ghucibe tāhār
(10)
ki ko’re bujhābo kathā baro sei cahi
kṣudra āmi dīna hīna kono śakti nāhi
(11)
athaca enecho prabhu kathā bolibāre
je tomār icchā prabhu koro ei bāre
(12)
akhila jagat-goeroe! bacana se āmār
alańkṛta koribār kṣamatā tomār
(13)
taba kṛpā ha’le mor kathā śuddha habe
śuniyā sabāra śoka duḥkha je ghucibe
(14)
āniyācho jadi prabhu āmāre nācāte nācāo
nācāo prabhu nācāo se-mate
kāṣṭhera puttali jathā nācāo se-mate
(15)
bhakti nāi veda nāi nāme khub daro
“bhaktivedānta” nām ebe sārthak koro
VERTALING
1) Mijn beste Heer Krsna, U bent zo vriendelijk voor deze nutteloze ziel, maar ik weet niet waarom U me hier hebt gebracht. Nu kun je met me doen wat je wilt.
2) Maar ik denk dat je hier wat zaken hebt, waarom zou je me anders naar deze vreselijke plek brengen?
3) Het grootste deel van de bevolking hier wordt bedekt door de materiële hoedanigheden onwetendheid en hartstocht. Verzonken in het materiële leven, denken ze dat ze erg gelukkig en tevreden zijn, en daarom hebben ze geen smaak voor de transcendentale boodschap van Vasudeva. Ik weet niet hoe ze het zullen kunnen begrijpen.
4) Maar ik weet dat Uw grondeloze genade alles mogelijk kan maken omdat U de meest deskundige mysticus bent.
5) Hoe zullen ze de zachte kanten van toegewijde dienst begrijpen? O Heer, ik bid gewoon om Uw genade zodat ik hen kan overtuigen van Uw boodschap.
6) Alle levende wezens zijn door Uw wil onder controle geraakt van de illusoire energie, en daarom kunnen ze, als U wilt, door Uw wil ook worden bevrijd uit de klauwen van illusie.
7) Ik zou willen dat U ze aflevert. Daarom, als U hun verlossing zo verlangt, alleen dan zullen zij Uw boodschap kunnen begrijpen.
8) De woorden van Srimad-Bhagavatam zijn Uw incarnatie, en als een nuchter persoon deze herhaaldelijk ontvangt met nederige auditieve ontvangst, dan zal hij Uw boodschap kunnen begrijpen. Er wordt gezegd in het Srimad-Bhagavatam (1.2.17-21):
“Sri Krishna, de Persoonlijkheid Gods, die de Paramatma [Superziel] in ieders hart is en de weldoener van de waarheidsgetrouwe toegewijde, reinigt het verlangen naar materieel genot uit het hart van de toegewijde die de drang heeft ontwikkeld om Zijn boodschappen te horen, die zijn op zichzelf deugdzaam als ze op de juiste manier worden gehoord en gezongen. Door regelmatig lessen over het Bhagavatam bij te wonen en door dienst te verlenen aan de zuivere toegewijde, wordt alles wat het hart hindert bijna volledig vernietigd, en liefdevolle dienst aan de Persoonlijkheid Gods, die wordt geprezen met transcendentale liederen, staat vast als een onherroepelijk feit. Zodra onherroepelijke liefdevolle dienstbaarheid in het hart is gevestigd, verdwijnen de effecten van de natuurlijke geaardheden van hartstocht en onwetendheid, zoals lust, verlangen en hunkering, uit het hart. Dan is de toegewijde gevestigd in goedheid en wordt hij helemaal gelukkig. Aldus gevestigd in de hoedanigheid van onvermengde goedheid, verwerft de man wiens geest is verlevendigd door contact met toegewijde dienst aan de Heer positieve wetenschappelijke kennis van de Persoonlijkheid Gods in het stadium van bevrijding van alle materiële omgang. Zo wordt de knoop in het hart doorboord en alle twijfels aan stukken gehakt. De keten van vruchtdragende handelingen wordt beëindigd wanneer men het zelf als meester ziet.”
9) Hij zal bevrijd worden van de invloed van de geaardheden onwetendheid en hartstocht en zo zullen alle ongunstige dingen die zich in de kern van het hart hebben opgehoopt, verdwijnen.
10) Hoe zal ik ze deze boodschap van Krishna-bewustzijn laten begrijpen? Ik ben erg ongelukkig, ongekwalificeerd en het meest gevallen. Daarom zoek ik Uw zegen zodat ik hen kan overtuigen, want ik ben niet bij machte om dat alleen te doen.
11) Op de een of andere manier, o Heer, hebt U mij hier gebracht om over U te spreken. Nu, mijn Heer, het is aan U om van mij een succes of mislukking te maken zoals U wilt.
12) O geestelijk leraar van alle werelden! Ik kan eenvoudig Uw boodschap herhalen, dus als U wilt, kunt U mijn spraakvermogen geschikt maken voor hun begrip.
13) Alleen door Uw grondeloze genade zullen mijn woorden zuiver worden. Ik ben er zeker van dat wanneer deze transcendentale boodschap hun hart binnendringt, ze zich zeker verrukt zullen voelen en zo bevrijd zullen worden van alle ongelukkige levensomstandigheden.
14) O Heer, ik ben net een marionet in Uw handen. Dus als U me hier hebt gebracht om te dansen, laat me dan dansen, laat me dansen, o Heer, laat me dansen zoals U wilt.
15) Ik heb geen toewijding, noch heb ik enige kennis, maar ik heb een sterk geloof in de heilige naam van Krsna. Ik ben aangewezen als Bhaktivedanta, en nu, als U wilt, kunt U de echte strekking van Bhaktivedanta vervullen.
“Getekend – de meest ongelukkige, onbeduidende bedelaar”
A.C. Bhaktivedanta Swami,
aan boord van het schip Jaladuta, Commonwealth Pier,
Boston, Massachusetts, V.S.
gedateerd 18 september 1965”

Bron: Het leven en Werk van Srila Prabhupada
Gebaseerd op de Srila Prabhupada-Lilamrita door Satsvarupa dasa Goswami
Selectie en Bewerking door Gokula Vrindavan devi dasi en Rati Manjari devi dasi