Leven met Krishna
Als we van een afstand naar hem kijken, een nietig figuurtje dat tussen vele andere nietige figuurtjes door de straten van Manhattan loopt, een vreemdeling zonder vast inkomen, dan zien we alleen de buitenkant van Bhaktivedanta Swami. Hoewel dit beslist geen gemakkelijke dagen waren, bleef Bhaktivedanta Swami gericht op het transcendente.
Hij leefde niet in Manhattan-bewustzijn maar stelde zich volledig afhankelijk van Krishna. Net als toen hij op de Jaladuta door hartaanvallen getroffen werd, hij de ‘nectar van het leven’ uit het lezen van de Caitanya-cantamrita putte.
Hij had al gewonnen. Natuurlijk wilde hij Radha en Krishna een tempel in New York geven, maar hij had al gewonnen omdat hij zelfs in de winter van 1965-1966 in New York aan Krishna kon denken, of de wereld hem nu erkende of niet. Er ging geen dag voorbij dat hij niet aan Krishna’s boek, het Srimad-Bhagavatam, werkte. Er ging geen dag voorbij dat hij geen voedsel aan Krishna offerde en niet over de filosofie van Krishna, zoals die opgetekend staat in de Bbagavad-gita, sprak. Heer Krishna zegt in de Bhagavad-gita. “Voor diegene, die Mij overal ziet en alles in Mij ziet, ben ik nooit verloren en hij is nooit verloren voor Mij.” En Krishna verzekert Zijn zuivere toegewijde: “Mijn toegewijde zal nooit verloren gaan.” Hier twijfelde Bhaktivedanta Swami geen moment aan. De enige vraag was of de Amerikanen de zuivere toegewijde in hun midden zouden opmerken? Tot nu toe leek het of niemand hem serieus zou nemen.
Een eigen plek
Op 15 februari 1966, na een ongewoon koude winter in New York te hebben doorstaan, verhuisde Bhaktivedanta Swami naar een eigen kamertje in hetzelfde gebouw als de yoga-studio. Het was een kaal kamertje, zonder meubilair. Zijn koffer deed dienst als een bureau, waarop zijn typemachine stond. Hij sliep op de grond en moest om te koken en te douchen iedere dag naar Dr. Mishra’s appartement lopen. Zonder de financiële ondersteuning van Dr. Mishra wist Bhaktivedanta Swami niet hoe hij de volgende maand zijn huur zou kunnen betalen. Hij was echter vrij om te spreken waarover hij maar wilde, en dat was hem veel waard. Hij had wat muntgeld gekregen van de Agarwals en ook verkocht hij regelmatig wat boeken, maar alle inkomsten gingen op aan levensonderhoud en huur.
Het armzalige kamertje, dat de vorm had van een treinwagon, kon met de beste wil van de wereld geen tempel genoemd worden. Een tempel moest mensen aantrekken tot Krishna door zijn schoonheid en weelde, maar kamer 307 was precies het tegenovergestelde: armoe troef. Zijn naam stond weliswaar op de deur, maar wie zou hier nu op afkomen?
Het begin van de avondprogramma’s
Srila Bhaktisiddhanta had echter gezegd dat, zelfs als er niemand komt, je altijd nog tegen de vier muren over Krishna kon spreken. Dus nam Bhaktivedanta Swami enkele eenzame bhajans op met behulp van een gedoneerde bandrecorder, en een lange filosofische verhandeling: Inleiding tot de Gitopanishad.
Hij wist hoe belangrijk het was om een plek te hebben, hoe eenvoudig ook, waar mensen regelmatig bijeen konden komen om over het Krishna-bewustzijn te horen. Hier en daar een lezing houden had weinig effect. Daarom besloot Bhaktivedanta Swami om drie avonden in de week – op maandag, woensdag en vrijdag – een lezing te houden, of er nu iemand zou komen luisteren of niet.
En zo begonnen de eerste mensen binnen te druppelen. Sommigen hadden de swami bij Dr. Mishra gezien, anderen hadden via via over hem gehoord. Ondanks de armzaligheid van zijn kamer, werden de bijeenkomsten een bron van nieuw leven voor hem.
Contact met de hippies
Het culturele restaurant de Paradox was een populaire ontmoetingsplaats voor jonge mensen in de Lower East Side, een minder goede buurt van New York City. Veel bezoekers waren in filosofie en spiritualiteit geïnteresseerd.
Toen het nieuwtje zich verspreidde dat er bij Dr. Mishra in Uptown, ofwel New York Noord, een nieuwe swami was die samenkomsten hield, duurde het niet lang voor de eerste nieuwsgierige lieden een kijkje kwamen nemen. Het groepje van regelmatige toehoorders bestond voornamelijk uit wat oudere mensen en de verschijning van de eerste ‘hippies’ was in die tijd en in dat deel van de stad nog behoorlijk ongewoon. Nu kreeg Bhaktivedanta Swami echter voor het eerst contact met de jonge mensen van Amerika en hij richtte zich vol enthousiasme tot hen. In de Paradox werd erover gesproken dat het misschien beter voor de swami zou zijn als hij naar Downtown (NY Zuid) zou verhuizen, daar waar de hippe jonge mensen woonden en waar ‘het’ allemaal gebeurde.
Op naar de Bowery
Op een dag werd er ingebroken in Bhaktivedanta Swami’s kamer. De dief verdween met zijn typemachine en de bandrecorder die hij van een leerling van Dr. Mishra had gekregen. Bhaktivedanta Swami verdacht de conciërge van het gebouw ervan, maar hij had geen bewijzen. Hij voelde er weinig voor om daar nog langer te blijven. Eén van de jongens die nu regelmatig kwamen was Harvey Cohen. Hij zou binnenkort gaan verhuizen en bood Bhaktivedanta Swami aan om zijn woonruimte in de Bowery over te nemen. Het was een ruime zolderkamer die hij zou delen met een andere jongen, David Allen. Ondanks waarschuwingen over het ruige, losbandige leven in die buurt liet Bhaktivedanta Swami zich niet afschrikken en aanvaardde het aanbod. Voor hem telde alleen het verspreiden van het Krishna-bewustzijn en niet van waaruit dat zou gebeuren. Want dit was hetgeen waar de mensheid het meest behoefte aan had.
’lk ben overal thuis’
Eenmaal ingetrokken in de Bowery ging hij gewoon door met vertalen en zijn ideaal van een Krishna-tempel in New York bleef hem helder voor ogen staan. Omdat zijn bewustzijn geheel opging in Krishna’s universele boodschap was hij voor bescherming niet afhankelijk van zijn omgeving. Voor hem was thuis zijn geen zaak van stenen en hout, maar van zijn toevlucht zoeken bij Krishna onder alle omstandigheden. Tegen zijn vrienden in Noord had Bhaktivedanta Swami gezegd, “ik ben overal thuis.” Maar zonder Krishna’s bescherming zou de hele wereld een onherbergzaam oord zijn.
De kirtans worden populair
Ook in de Bowery gingen de avondprogramma’s door. Er kwamen steeds meer mensen, voornamelijk muzikanten, die genoten van de kirtans en naar hartelust meespeelden. Onder invloed van de softdrugs die velen gebruikten was de combinatie van de mantra-meditatie en de muziek ‘helemaal te gek’. Bhaktivedanta Swami wist goed dat het leven van deze mensen, naast hun spirituele interesse, draaide om muziek, drugs en vrouwen. Dit weerhield hem er echter niet van om iedereen vriendelijk te ontvangen en ze aan te moedigen om Hare Krishna te chanten.
Verder gaf Bhaktivedanta Swami elke ochtend een lezing uit het Srimad-bhagavatam aan wie maar komen wilde. En ook hier werkte hij gestaag verder aan het schrijven van zijn boeken.
Een sadhu tussen de zwervers
Hoewel de buurt waar Bhaktivedanta Swami woonde en wandelde een slechte naam had, werd hij zelden lastig gevallen. Vaak lagen er een paar Bowery-zwervers slapend of bewusteloos voor zijn deur en moest hij over hen heenstappen. Maar de zwervers die wat nuchterder waren, stonden op en maakten beleefde gebaren om de swami in of uit zijn deur te laten. Als ze dan de weg vrijmaakten, liep hij tussen hen door en betuigde zijn erkentelijkheid voor hun goede manieren.
Bron: Het leven en Werk van Srila Prabhupada
Gebaseerd op de Srila Prabhupada-Lilamrita door Satsvarupa dasa Goswami
Selectie en Bewerking door Gokula Vrindavan devi dasi en Rati Manjari devi dasi