Hoofdstuk 4 – De Wereld Rond
Van ’ Swamiji’ tot ‘Prabhupada ’
Het Krishna-bewustzijn verspreidde zich nu als een lopend vuurtje. Inmiddels waren er in de Verenigde Staten en Canada vijftien tempels opgericht. Swamiji reisde van het ene centrum naar het andere. Hij initieerde nieuwe leerlingen, wijdde enkele huwelijken in, gaf instructies betreffende alledaagse zaken en vertelde hun over de diepste diepten van het geestelijk leven. Een van de dingen die hij hun vertelde, was dat het toevoegsel ‘ji’ een derderangs aanspreekterm was. “Hoe moeten we u noemen?,” vroeg een toegewijde. “Een geestelijk leraar,” antwoordde Swamiji, “wordt gewoonlijk aangesproken met namen als Gurudeva, Vishnupada of Prabhupada.” Sindsdien werd Swamiji “Prabhupada” genoemd. Het woord heeft twee betekenissen. Ten eerste: iemand aan wiens voeten (pada) veel prabhu’s zitten. Prabhu is een uitdrukking die ‘meester’ betekent en die de leerlingen van een guru gebruiken om elkaar aan te spreken. En ten tweede: iemand die je altijd aan de lotusvoeten van Krishna, de Allerhoogste Meester, kunt vinden.
Op basis van liefde
Tijdens een interview vroeg een journalist eens aan Srila Prabhupada of zijn leerlingen hippies waren. Hij antwoordde: “Nee, wij zijn geen hippies, we zijn happies.”
Srila Prabhupada was een spirituele vader voor zijn leerlingen en hield van hen. Zo aanvaardden ze hem ook en ze omringden hem met meer toewijding en liefde dan zijn eigen gezin ooit had gedaan. Deze jongeren – “de bloemen van hun land” noemde Prabhupada ze — hadden de zegen van Heer Caitanya ontvangen en waren die aan het verspreiden. Het was hun taak om hun land te redden. Het was uit liefde dat hij hun de grootste schat gaf en het was ook uit liefde dat ze zich aan zijn instructies hielden. Dit was de essentie van het geestelijk leven. Op basis van deze liefde zou de gemeenschap groeien. Er was niets verwonderlijks aan, dat sommige leerlingen weer in hun vroegere materialistische gewoonten teruggevallen waren. Maar Prabhupada was op zoek naar die oprechte zielen die zouden blijven. Eén maan is meer waard dan vele sterren; zelfs als slechts een paar oprechte mensen zich volledig zouden inzetten, zouden ze al fantastische dingen kunnen bereiken. Degenen die oprecht en intelligent waren, zouden blijven en Heer Caitanya zou hun de kracht geven Zijn verlangen om overal liefde voor Krishna te verspreiden, te vervullen. Zo zou het leven van de toegewijden volmaakt worden. Eigenlijk voelden veel toegewijden al dat dit aan het gebeuren was. Het Krishna- bewustzijn werkte, omdat ze het op een oprechte manier beoefenden en omdat Prabhupada met veel geduld zorgde voor het zaadje van toewijding dat hij in hun hart had geplant.
Een boerderij voor Krishna
Nieuw Vrindavan, in de heuvels van West Virginia, had een speciale plaats ingenomen onder de vijftien centra. Kirtanananda Swami en Hayagriva (die eerder had geholpen met het bewerken van Srila Prabhupada’s Bhagavad-Gita in het Engels) hadden een stuk land kunnen pachten met twee gebouwtjes erop. Alles was in vervallen staat. Een aantal toegewijden had zich erop toegelegd om zelf alle reparaties uit te voeren en er een plattelandsgemeenschap te stichten. Srila Prabhupada had hun verteld over hoe men, door de Veda’s te volgen, heel gelukkig en harmonieus kon leven door het land te bewerken. Ze zouden koeien houden voor de melk, hun dagen vullen door met het praten over Heer Krishna en het beoefenen van alle facetten van het Krishna-bewustzijn, zoals ze die van hun geestelijk leraar hadden geleerd. Op deze manier zouden ze snel volledig Krishna-bewust worden, omdat al hun activiteiten gericht zouden zijn op het dienen van Krishna. En dat was de bedoeling van het menselijk leven: het herstellen van de persoonlijke liefdesrelatie tot de Allerhoogste Godspersoon, Heer Krishna, door Hem altijd te dienen. Toen Krishna zo’n 5000 jaar geleden persoonlijk op deze aarde aanwezig was, leefde Hij in Zijn jeugd hetzelfde simpele leven als een eenvoudige koeherdersjongen. Door Zelf het voorbeeld te geven had Hij laten zien hoe de mensen dienden te leven als ze volmaakt gelukkig wilden worden. Het was eind mei 1969. Srila Prabhupada besloot om de toegewijden te gaan opzoeken. Nieuw Vrindavan lag in een afgelegen gebied en de weg ernaartoe was niet al te best. Ze gingen zo ver mogelijk met de auto, tot deze vast kwam te zitten in de modder. De toegewijden probeerden de auto los te krijgen maar Srila Prabhupada suggereerde dat ze de laatste drie kilometers ook konden lopen.




Eenvoudig leven, verheven denken
In Nieuw Vrindavan was het dagelijks leven uiterst simpel. Er was geen telefoon en om de post te halen moest iedere dag een lange boswandeling worden gemaakt. Maar Srila Prabhupada was hier in zijn element. Het lag ook helemaal in zijn lijn van denken en handelen. Volgens de Veda’s is het haasten en zwoegen voor materiële welvaart enkel tijdverspilling. Materiële welvaart is tijdelijk, net zoals het lichaam tijdelijk is. Maar Krishna legt in de Bhagavad-Gita uit dat ons sterfelijke lichaam slechts een tijdelijk omhulsel is voor wie we werkelijk zijn, namelijk een eeuwige ziel. En deze ziel heeft het onontkoombaar verlangen om terug te keren naar waar we werkelijk en voortdurend gelukkig kunnen zijn, in het gezelschap van de Allerhoogste Godspersoon. Het nastreven van materiële welvaart weerhoudt ons er nu juist van om dit te bereiken. Het is veel beter om simpelweg te aanvaarden wat de natuur je schenkt zonder daarvoor veel extra moeite te hoeven doen. Zo kun je tijd sparen om in je spirituele ontwikkeling te investeren.
Modderig van de melk
Srila Prabhupada was erg tevreden met de oprechte inspanningen van deze jonge mensen. Ze genoten allen van elkaars gezelschap en het simpele leven in Nieuw Vrindavan. Het eten werd boven een houtvuur gekookt. Prabhupada zei dat je het beste kon koken op een vuur van gedroogde koemest; daarna kwam hout, dan gas en als laatste elektriciteit. Tot lang na zonsondergang zaten ze samen buiten onder een dadelpruimenboom. Nieuw Vrindavan had ook een koe. Het was een zwart-witte koe, genaamd Kaliya. Srila Prabhupada dronk iedere ochtend, middag en avond een klein beetje van haar verse melk en verklaarde: “Ik heb in geen vijftig jaar zulke lekkere melk gedronken.” Op een dag zullen hier vele koeien zijn, voorspelde Srila Prabhupada, en hun uiers zullen zo vol zitten dat de druppelende melk de weidegronden modderig zal maken. Ook al waren de westerse mensen blind voor hun grote zonde van het slachten van koeien en de vreselijke karmische gevolgen daarvan, Nieuw Vrindavan zou de wereld laten zien welke sociale, morele en economische voordelen het heeft om de koe te beschermen en haar melk te gebruiken, in plaats van haar te doden en haar vlees te eten.
Prabhupada’s visie
Srila Prabhupada wilde dat de toegewijden van Nieuw Vrindavan kleine huisjes bouwden. Hij wilde veel gebouwen, zelfs al waren ze eerst nog primitief. Hij wilde ook een Krishna-bewuste school en merkte op: “Voor een school is het platteland de beste plaats. De stad is door de mens gemaakt en het platteland door God.” Prabhupada had een grote visie voor Nieuw Vrindavan, groter dan wat de meeste toegewijden zich konden voorstellen. Hij verlangde naar een ideale Vedische leefgemeenschap, met zeven tempels op zeven heuveltoppen. Een plek waar de inwoners hun voedsel en al het andere wat ze nodig hadden zelf produceerden. Hij spoorde zijn leerlingen aan: “Als jullie niet in je eigen behoeften kunnen voorzien, heeft het geen enkel nut om zo’n groot stuk land te bezitten.” Zo bracht Srila Prabhupada wel vier gelukkige weken door op Nieuw Vrindavan, ISKCON’s eerste boerderijproject. Door zijn persoonlijke aanwezigheid gaf hij zijn leerlingen kracht en inspiratie. Toch naderde onvermijdelijk de dag waarop hij hen weer zou moeten verlaten.


Een nieuwe uitdaging
Srila Prabhupada wilde al heel lang een succesvol centrum in Londen. Srila Bhaktisiddhanta Sarasvati, Prabhupada’s geestelijk leraar, had al pogingen gedaan om het Krishna-bewustzijn in Europa te verspreiden. In de dertiger jaren had hij zijn meest ervaren sannyasi’s naar Londen gestuurd, maar ze waren onverrichter zake teruggekomen. Het was onmogelijk de mlecchas het Krishna-bewustzijn te leren, hadden ze geklaagd. Europeanen konden niet eens lang genoeg stilzitten om naar de Vaishnava-filosofie te luisteren. Toch had Srila Prabhupada er vertrouwen in dat het zijn leerlingen wel zou lukken ISKCON-centra in Europa op te richten. Daarom had Srila Prabhupada drie echtparen — Mukunda en Janaki, Syamasundara en Malati (met hun dochtertje Sarasvati), Guru dasa en Yamuna – gevraagd naar Londen te gaan, om te proberen daar een centrum van de grond te krijgen. Deze toegewijden waren ook de tempel in San Francisco begonnen en hadden nauw contact met Srila Prabhupada. Voordat ze naar Londen gingen, nodigde Prabhupada hen uit om hem voor een week of twee in Montreal te komen opzoeken, zodat hij ze kon leren hoe ze goede kirtans moesten houden. Het chanten van Hare Krishna was geen theatervoorstelling, maar een daad van toewijding. Alleen zuivere toegewijden — en geen professionele musici — konden het op de juiste manier doen. Maar als Prabhupada’s leerlingen bekwame zangers konden worden, zouden de mensen in Londen het Krishna-bewustzijn misschien meer weten te waarderen.
Bron: Het leven en Werk van Srila Prabhupada
Gebaseerd op de Srila Prabhupada-Lilamrita door Satsvarupa dasa Goswami
Selectie en Bewerking door Gokula Vrindavan devi dasi en Rati Manjari devi dasi