Een moeilijke tijd
Het was inmiddels vier maanden later en de toegewijden hadden het niet makkelijk. Als buitenlanders mochten ze niet werken om geld te verdienen en bovendien woonden ze verspreid over de stad. Ze onderhielden regelmatig contact met Srila Prabhupada. Zijn brieven waren hun voornaamste bron van inspiratie. Prabhupada’s gedachten waren dikwijls bij hen. Hij was hun dankbaar voor alle offers die ze brachten om het Krishna-bewustzijn te vestigen in Engeland. Hij wilde zijn discipelen zien en ze bijstaan in hun worstelingen. Hij had hun geschreven dat hij naar Londen wilde komen, of ze nu een centrum hadden of niet. Na maanden van strijd namen de zaken toen gelukkig een andere wending.
Contact met de Beatles
De toegewijden in Londen hadden al een paar keer geprobeerd om in contact te komen met de toen volop in de belangstelling staande Beatles. Ze hadden diverse malen appeltaarten met Hare Krishna erop achtergelaten en een bandje met hun kirtan erop bij de studio bezorgd. Maar er was geen respons gekomen. Op een dag zat Syamasundara in de wachtkamer van Apple Records, de platenmaatschappij van de Beatles. George Harrison, een van de bandleden, kwam de trap af en zag Syamasundara zitten, in zijn witte dhoti. Hij stapte recht op hem af en zei blij te zijn eindelijk een toegewijde te ontmoeten. Ze spraken wel een uur met elkaar en uiteindelijk nodigde George hem uit om de volgende dag op bezoek te komen. En zo ontmoette Syamasundara de volgende dag ook de andere bandleden. Toen Syamasundara vertelde dat ze er maar niet in slaagden om zelfs maar een tijdelijk onderkomen te vinden, bood John Lennon aan dat ze op zijn landgoed Tittenhurst konden komen wonen. Als tegenprestatie dienden ze wat werk voor hem te verrichten. Syamasundara nam het aanbod graag aan, want dan hadden ze ook een plaats waar ze Srila Prabhupada op gepaste wijze konden ontvangen.

George heeft een idee
De toegewijden hadden het geweldig gevonden als de Beatles een plaat zouden maken met de Hare Krishna maha- mantra, maar wilden geen druk uitoefenen. Toen was het George die voorstelde dat de toegewijden zelf een plaatje op zouden nemen. Hij zou hen helpen. Na wat repetities was het tijd om de studio in te gaan om het plaatje op te nemen. Paul McCartney, bassist en zanger van de Beatles, en zijn vrouw Linda bedienden het controlepaneel. Binnen een paar uur waren de opnames voltooid. George zou er voor zorgen dat het plaatje uitgegeven zou worden bij hun platenmaatschappij. Apple Records zorgde voor een geweldige promotiecampagne en het plaatje werd een overweldigend succes. De eerste dag werden er al 70.000 van verkocht.! En het succes breidde zich snel uit over de rest van Europa.
Srila Prabhupada werd op de hoogte gebracht van het gelegde contact met George Harnson en de Beatles en hij was erg verheugd. Dit was de tijd van de oorlog in Vietnam en de koude oorlog. Als de Beatles geïnteresseerd zouden zijn in het Krishna-bewustzijn en er liedjes over zouden schrijven nu ze zo populair waren, zou dat een enorme impuls geven aan het wereldwijd verspreiden van zijn boodschap van vrede. Toch benadrukte hij tegenover zijn leerlingen om geen enkele druk uit te oefenen. Het moest uit hen zelf komen. Van de Beatles was het voornamelijk George die erg geïnteresseerd was. Hij bracht veel tijd door met Syamasundara en Mukunda en ze werden goede vrienden.
Darshan in Tittenhurst
Srila Prabhupada arriveerde op het vliegveld in Londen. Tijdens het interview op het vliegveld, stond Prabhupada, zoals wel vaker, een aantal journalisten te woord: “Ik ben gekomen om de mensen te leren dat God bestaat. Dat houdt mijn beweging voor Krishna in. We dagen de atheïsten uit: dit is God. Zoals we hier nu zitten, van aangezicht tot aangezicht, zo kunt u ook God van aangezicht tot aangezicht zien, als u oprecht en serieus bent. Dat is mogelijk. Jammer genoeg proberen jullie God te vergeten. Daarom hebben jullie zoveel te lijden in het leven. Ik predik alleen maar opdat jullie Krishna-bewust en gelukkig zullen worden. Laat je niet leiden door onzinnige opwellingen van maya of illusie.” Daarna werd hij met een prachtige en statige witte Rolls Royce naar het landgoed van John Lennon gebracht, waar de toegewijden nu woonden. Na zijn lunch ontving hij George Harrison, John Lennon en zijn vrouw Yoko Ono. Srila Prabhupada was erg vriendelijk en respectvol tegen de beroemde gasten. Hij sprak: “Door de genade van Krishna zijn jullie leiders geworden. Duizenden jonge mensen volgen jullie. Als jullie ze dus iets geven wat werkelijk goed is, kan het aangezicht van de wereld veranderen. Jullie willen graag vrede in de wereld brengen. Iedereen wil dat. Maar we moeten weten hoe.” Hij citeerde de ‘vredesformule’, zoals die in de Bhagavad-gita wordt uitgelegd: alleen zij die de Allerhoogste Godspersoon erkennen als de eigenaar van alles, als het doel van alle offers, en als ieders vriend, zijn in staat om werkelijke vrede te vinden. Natuurlijk gingen de beroemde gasten niet weg voordat ze wat prasadam uit zijn hand hadden ontvangen. Terwijl ze de trap afliep, zei Yoko tegen John: “Kijk eens hoe eenvoudig hij leeft. Zou jij zo kunnen leven?”




De vruchten
De toegewijden waren er eindelijk in geslaagd om een geschikte locatie in Londen te vinden, waar ze een tempel konden vestigen. De verbouwingswerkzaamheden in Bury Place waren nog in volle gang, toen Srila Prabhupada besloot om toch al vast daar naartoe te verhuizen. Hij zei: “Ik ben er niet aan gehecht om in een comfortabel appartement te wonen, ik ben eraan gehecht om met toegewijden te leven.”
Hoewel hun gastheer, John Lennon, erg vriendelijk was en had aangeboden dat ze permanent konden blijven, vond Srila Prabhupada het beter niet te intiem om te gaan met dit soort rijke mensen en hun eigenaardigheden en veelal materieel gericht bewustzijn. Toch zouden de ontmoetingen met Srila Prabhupada aanleiding geven tot twee wereldberoemde liedjes. John Lennon schreef ‘Instant Karma’ en George Harrison had een wereldhit met ‘My Sweet Lord’, waarin de Hare Krishna maha-mantra was verwerkt.
Een toegewijde in burger
George Harrison: Ik had die Hare Krishna-elpee waarop Srila Prabhupada samen met de toegewijden Hare Krishna zingt, al minstens twee jaar. Ik luisterde er heel vaak naar, vooral samen met John. Ik voel me thuis bij Krishna. Ik denk dat het iets is wat van een vorig leven is blijven hangen. Het was toentertijd alsof er een deur voor me openging. Het was net een legpuzzel; ik had al die kleine stukjes nodig om een volledig beeld te krijgen. En dat gebeurde toen de toegewijden en Swami Bhaktivedanta kwamen, toen een toegewijde me een boek gaf en toen ik naar die elpee luisterde. Langzaam vielen alle stukjes op hun plaats. Dit is onder andere de reden waarom ik gehoor gaf aan Syamasundara en Guru dasa, toen die pas in Londen waren.
Prabhupada heeft me eigenlijk nooit echt gevraagd op te houden met wat ik aan het doen was. Ik hoorde dat hij soms tegen de toegewijden zei, dat ik zo een betere toegewijde was, vanwege mijn liedjes en de andere dingen die ik deed. Ik ben een toegewijde in burger. Ik ken veel mensen en hielp de beweging waar en wanneer ik kon. Dat zou iedereen die een beetje fatsoen heeft, doen; je probeert elkaar gewoon zoveel mogelijk te helpen. Alles wat ik op spiritueel gebied deed stelde hem tevreden, of het nu het helpen van een tempel was, mijn liedjes, of iets anders. Srila Prabhupada was voortdurend aan het chanten, dat zei hij ook vaak tegen mij — dat ik altijd moest blijven chanten.
Er gijn guru’s die rondgaan en beweren datzgij ‘het’ zijn, maar Prabhupada zei altijd; ‘Ik ben een dienaar van de dienaar van Krishna.’ Hij zag alles in de context van het dienen en dat vond ik heel mooi. Ik geloof dat dat een kenmerk is van het spirituele; hoe meer je weet, hoe meer je eigenlijk inziet dat je de dienaar bent. En hoe minder iemand weet, hoe meer hij ervan overtuigd is dat hij een geschenk van God aan de mensheid is.
Prabhupada’s list
Nu de tempel nagenoeg gereed was, wilde Srila Prabhupada er ook Radha-Krishna murti’s installeren. Hij vroeg de toegewijden om voor murti’s te zorgen. De toegewijden wisten niet hoe ze het hadden, want waar moesten ze midden in Londen op zo’n korte termijn Radha-Krishna murti’s vandaan halen? Ze wisten niets beters te doen dan intens tot Krishna te gaan bidden. En Krishna liet hun gebeden niet lang onbeantwoord. Niet lang daarna ging namelijk de telefoon. Het was Meneer Doyal, de voorzitter van een grote Londense Hindoe-gemeenschap. Hij had gehoord dat de toegewijden Radha-Krishna murti’s zochten en wilde de zijne beschikbaar stellen.
De toegewijden gingen kijken en verzekerden Prabhupada dat Ze prachtig waren. Toen ging Srila Prabhupada zelf mee naar Meneer Doyal. Ze maakten kennis en Prabhupada vroeg Meneer Doyal naar zijn werk en zijn gezin. Meneer Doyal wilde Prabhupada graag de murti’s laten zien, maar Prabhupada wuifde met zijn hand en zei: “Later, later”, en praatte toen weer verder over koetjes en kalfjes. Dit gebeurde nog een keer. Totdat de man het niet meer uithield en het laken van de murti’s aftrok. Srila Prabhupada vouwde zijn handen respectvol en zei: “Tamal Krishna, kijk eens hoe zwaar deze murti’s zijn.” Tamal Krishna plaatste een hand onder Radharani’s voetstuk en de andere om haar schouders, en tilde haar op. “Niet zo zwaar, Srila Prabhupada.” “Syamasundara, hoe zwaar is Krishna?”
Eigenlijk waren de murti’s veel te zwaar om zo te tillen, maar de toegewijden begrepen Prabhupada’s bedoeling.
Syamasundara tilde Krishna op en zei ook: “Gaat wel.”
“Ja,” zei Srila Prabhupada beslissend. “Ik denk dat ze goed zijn. We nemen ze. We hebben een bestelwagen bij ons.” En plotseling liep Prabhupada de kamer uit, met zijn leerlingen die voorzichtig de murti’s droegen, achter hem aan. “Maar Swamiji! Swamiji!”, protesteerde Meneer Doyal, die niet voorbereid was op zo’n plotselinge aftocht. “Alstublieft, we zullen ze laten brengen. Onze vereniging zal ze brengen.”
Maar Prabhupada was de deur al uit en ging zijn jongens voor naar de bestelwagen. Terwijl Prabhupada de man geruststelde, gaf hij zijn leerlingen aanwijzingen hoe ze de murti’s in de auto moesten plaatsen. Na enkele straten gereden te hebben, liet Prabhupada Syamasundara stoppen. Hij ging achterstevoren in zijn stoel zitten en begon gebeden te reciteren: Govindam adipurusam tam aham bhajami… Hij keek lange tijd naar Krishna, die wit was met een blauwachtige glans, en naar de prachtige witte Radharani die naast Hem, stond. “Krishna is zo goed,” zei hij, ‘Hij is zomaar verschenen.”

Bron: Het leven en Werk van Srila Prabhupada
Gebaseerd op de Srila Prabhupada-Lilamrita door Satsvarupa dasa Goswami
Selectie en Bewerking door Gokula Vrindavan devi dasi en Rati Manjari devi dasi