Menu Close

Kamada Ekadasi

Sri Suta Gosvami zei: “O heiligen, laat mij mijn nederige en eerbiedige eerbetuigingen brengen aan de Allerhoogste Heer, Hari, Bhagavan Sri Krishna, de zoon van Devaki en Vasudeva, door wiens genade ik het vastendag kan beschrijven die alle soorten van zonden kan verwijderen. Het was aan de toegewijde Yudhisthira dat Heer Krishna de 24 voornaamste Ekadasi’s verheerlijkte, die zonde vernietigen, en nu zal ik één van die verhalen aan jou vertellen. Grote geleerde heiligen hebben deze 24 verhalen geselecteerd uit de 18 Puranas, omdat ze werkelijk verheven zijn.”

Yudhisthira Maharaja zei: “O Heer Krishna, O Vasudeva, accepteer alstublieft mijn nederige eerbetuigingen. Vertel mij alstublieft over de Ekadasi die tijdens de lichte helft van de maand Caitra (maart-april) komt. Wat is haar naam en wat zijn haar heerlijkheden?” Heer Sri Krishna zei: “O Yudhisthira, luister alstublieft aandachtig naar Mij, daar Ik het oude verhaal over deze heilige Ekadasi ga vertellen, een verhaal die Vasistha Muni eens aan Koning Dilipa, de overgrootvader van Heer Ramacandra, had verteld.”

Koning Dilipa vroeg aan de grote wijze Vasistha: “O wijze brahmana, ik zou graag willen horen over de Ekadasi die tijdens de lichte helft van de maand Caitra komt. Vertel mij alstublieft daarover.” Vasistha Muni zei: “O koning, jou verzoek is heel fijn. Ik zal graag vertellen over wat je wenst te weten. De Ekadasi die tijdens de lichte helft van de maand Caitra komt heet Kamada Ekadasi. Het vernietigt alle zonden, zoals een bosbrand een voorraad droog vuurhout tot as vernietigt. Het is heel erg zuiverend en het geeft de hoogste verdiensten aan iemand die het met vast geloof volgt. O koning, luister nu naar een oud verhaal, dat zo gunstig is dat het alle zonde van iemand verwijdert, alleen maar door daarover te horen.”

Eens, lang geleden, bestond er een stad genaamd Ratnapura, die versierd was met goud en juwelen en waar scherpgetande slangen genoten van bedwelmende middelen. Koning Pundarika was de regeerder van dit mooie koninkrijk, waar heel veel Gandharvas, Kinnaras en Apsaras tussen de burgers in woonden. Tussen de Gandharvas waren Lalit, die een goede danser was, en zijn vrouw Lalita. Deze twee waren heel intens tot elkaar aangetrokken en hun huis was vol met grote rijkdom en fijne voedsel. Lalita hield heel erg veel van haar man en omgekeerd dacht hij ook constant aan haar in zijn hart. Aan het hof van Koning Pundarika dansten eens heel veel Gandharvas en Lalit was alleen aan het zingen, zonder zijn vrouw. Hij kon het niet laten aan haar te denken toen hij aan het zingen was en door deze afleiding verloor hij de ritme en melodie van het lied. Lalit zong het eind van zijn lied niet goed en één van de jaloerse slangen die aanwezig was aan het hof van de koning, klaagde bij de koning dat Lalit helemaal geobsedeerd was in het denken aan zijn vrouw in plaats van aan zijn koning. De koning werd heel erg kwaad toen hij dat hoorde en zijn ogen werden felrood van woede. Plotseling schreeuwde hij: “O dwaze schurk, omdat je heel begerig aan een vrouw aan het denken was, in plaats van eerbiedig aan jouw koning te denken tijdens het verrichten van jouw hofplichten, vervloek ik jou om terstond een kannibaal te worden.

O koning, Lalit werd gelijk een angstaanjagende kannibaal, een grote mens-etende demon, wiens verschijning iedereen angst aanjoeg. Zijn armen waren 8 mijlen lang, zijn mond was net zo groot als een reusachtig grot, zijn ogen waren net zo ontzagwekkend als de zon en de maan, zijn neusgaten leken op enorme kuilen op de aarde, zijn nek was een echte berg, zijn heupen waren 4 mijlen breed en zijn gigantische lichaam was 64 mijlen hoog. Zo had de arme Lalit, de mooie Gandharva-zanger, te lijden van de reacties van zijn overtreding tegen Koning Pundarika. Toen Lalita zag dat haar man leed als een verschrikkelijke kannibaal, raakte ze overmand door verdriet. Ze dacht: wat wordt mijn lot, nu mijn dierbare man aan het lijden is door de vloek van de koning? Wat moet ik doen? Waar dien ik te gaan? Op deze wijze treurde Lalita dag en nacht. In plaats van te genieten van het leven als de vrouw van een Gandharva, moest ze overal in het dichte bos rondzwerven met haar monsterlijke man, die helemaal was gevallen door de ban van de koning’s vloek en volledig bezig was met zondige activiteiten. Hij zwierf rusteloos over verboden gebieden. Een eens zo mooie Gandharva-halfgod was nu gereduceerd tot het verschrikkelijke gedrag van een mens-eter. Helemaal radeloos van verdriet om haar man in zo’n slechte situatie te zien lijden, begon Lalita te huilen, terwijl ze hem volgde op zijn gekke tour.

Door goed geluk echter, kwam Lalita op een dag bij de heilige Srngi. Hij zat op het punt van de beroemde Vindhyacala Berg. Toen ze bij hem was aangekomen, bracht ze gelijk haar nederige eerbetuigingen aan de asceet. De heilige zag dat ze voor hem neerboog en zei: “O mooie vrouw, wie ben je? Wiens dochter ben je en waarom ben je hier gekomen? Vertel mij alstublieft alles in waarheid.” Lalita zei: “O grote heilige, ik ben de dochter van de grote Gandharva Viradhanva en mijn naam is Lalita. Ik zwerf in de bossen en streken met mijn dierbare man, die door koning Pundarika werd vervloekt om een mens-etende demon te worden. O brahmana, ik ben erg verdrietig om zijn angstaanjagende gedaante en erg zondige activiteiten te zien. O meester, vertel mij alstublieft hoe ik een daad van boetedoening voor mijn man kan doen. O beste van brahmana’s, wat voor vrome daad kan ik verrichten om hem van zijn demonische gedaante te bevrijden?” De heilige zei: “O hemelse vrouwe, er is een Ekadasi genaamd Kamada die tijdens de lichte helft van de maand Caitra komt. Het komt heel spoedig. Een ieder die op deze dag vast krijgt al zijn verlangens vervuld. Wanneer je dit Ekadasi-vasten volgt volgens haar regels en bepalingen en het resultaat die je daardoor verkrijgt aan jouw man geeft, zal hij gelijk bevrijd raken van de vloek.

Lalita was overgelukkig om deze woorden van de heilige te horen. Lalita volgde met vast geloof het vasten op Kamada Ekadasi volgens de instructies van de heilige Srngi en op Dvadasi verscheen ze voor hem en het beeld van Heer Vasudeva en zei: “Ik heb met vast geloof het vasten op Kamada Ekadasi gevolgd. Laat mijn man vrij zijn van de vloek die hem in een demonische kannibaal heeft veranderd, door de verdiensten die ik door dit vasten heb verkregen. Moge de verdiensten die ik verkregen heb, hem bevrijden van ellende. Spoedig nadat Lalita klaar was met spreken, werd haar man, die dichtbij stond, terstond bevrijd van de vloek van de koning. Hij verkreeg gelijk zijn oorspronkelijke gedaante als de Gandharva Lalit, een mooie hemelse zanger, versierd met heel veel mooie sieraden. Met zijn vrouw Lalita kon hij nu van meer weelde genieten dan voorheen. Dit alles werd vervuld door de kracht en heerlijkheid van Kamada Ekadasi. Tenslotte stapte het Gandharva-paar in een hemelse vliegtuig en stegen op naar de hemel.

Heer Sri Krishna vervolgde: “O Yudhisthira, beste van de koningen, een ieder die hoort over dit mooie verhaal dient zeker, naar gelang zijn mogelijkheden, deze heilige Kamada Ekadasi te houden, zo’n grote gunst geeft het aan de standvastige toegewijde. Daarom heb Ik haar heerlijkheden aan jou verteld voor het voordeel van alle mensen. Er is geen betere Ekadasi dan Kamada Ekadasi. Het kan zelfs de zonde van het doden van een brahmana vernietigen, en het vernietigt ook demonische vloeken en zuivert het bewustzijn. In al de 3 werelden, onder beweegbare en niet-beweegbare levende wezens, is er geen betere dag. Zo eindigt het verhaal van de heerlijkheden van Caitra-sukla Ekadasi, of Kamada Ekadasi uit de Varaha Purana.